Niënhof en Oostbroek


Plantage Willem III


Tussen Amerongen en Rhenen vormt de Utrechtse Heuvelrug de noordelijke begrenzing van de rivier de Rijn. De laaggelegen uiterwaarden grenzen via een enkele meters hoge steilrand aan de zandgronden. Op bovenstaande foto is van linksonder naar rechtsboven de overgang tussen verschillende landschapstypen herkenbaar. Langs de rijn liggen de uiterwaarden met kleiputten en een steenfabriek. Na de steilrand volgt eerst de weg met aangrenzende bebouwing en vervolgens een niet beboste zone. Deze bestaat uit smeltwaterafzettingen van het landijs. Vervolgens klimmen we verder tegen de zwaarbeboste stuwwal op, om uiteindelijk weer af te dalen naar de Gelderse Vallei, waarin op de achtergrond Veenendaal zichtbaar is.

> Lees meer

Niënhof en Oostbroek






Rivieren stromen uit gebergten naar zee. Het rivierwater transporteert daarbij grind, zand en klei. Als het water snel stroomt rollen stenen en grind over de rivierbedding. Als het water langzamer gaat stromen stopt het transport van deze grote en zware last, maar zand en klei wordt nog wel meegevoerd. Van de bergen naar de zee zie je dan ook de gemiddelde korrelgrootte afnemen. Een zelfde mechanisme treedt op bij overstromingen. Loodrecht op de rivier zien we in de bedding grind liggen en direct naast de normale bedding wordt een oever van zandig materiaal gevormd. Veel verder van de rivier, waar het water bijna stil komt te staan bezinken pas de fijnste deeltjes die in het water zweven, de kleideeltjes. Op de foto die langs de Lek genomen is, komt de zandige en hoger gelegen oeverwal duidelijk tot uiting.






Ten zuidoosten van de stad Utrecht ligt het Kromme Rijngebied. Dat is een rivierkleigebied waarvan de afzettingen uitwiggen over de dekzandondergrond op de flank van de stuwwal. De naam Kromme Rijngebied doet vermoeden dat dit gebied bestaat uit afzettingen van het riviertje de Kromme Rijn. De Kromme Rijn was omstreeks het begin van de jaartelling weliswaar een machtige Rijntak, maar dat is toch teveel eer. De afzettingen ten zuiden van de Kromme Rijn zijn voor het merendeel afgezet door eerdere Rijnsystemen, namelijk het Houtense en het Werkhovense systeem. Het pittoreske riviertje dat de huidige Kromme Rijn nu is, vormt dus slechts een mager restant van een eertijds machtige indrukwekkende loop van de Rijn.






Zo’n 1000 jaar voor Christus liep een grote meander van de Kromme Rijn van Bunnik richting Zeist. Sporen van de oude beddingen zijn nog op verschillende plaatsen herkenbaar aan – geringe – hoogteverschillen in het terrein. Op twee landgoederen van de Stichting het Utrechts Landschap, Oostbroek en de Niënhof, zijn sporen van deze beddingen aanwezig in de vorm van moerassige laagten.






Voor een willekeurige bezoeker is het niet zo eenvoudig om in de moerassige zones structuren in de vorm van beddingen te ontdekken. Daarom is indertijd een win-win situatie bedacht door het uitgraven van een stukje bedding, eerst op Oostbroek (1992) en later op de Niënhof (1996). In het kader van natuurontwikkeling op langere termijn bestaat de hoop dat de uitgegraven beddingen als parels kunnen dienen in een snoer waarlangs schoon kwelwater vanuit de Utrechtse Heuvelrug wordt opgevangen.






Op sommige plekken, zoals hier op Oostbroek, is het niet zo eenvoudig om je voor te stellen dat deze moerassige zone een voormalige bedding is. Door de aanwezigheid van een hoger gelegen knuppelpad kan deze avontuurlijke tocht over het moeras overigens op simpele wijze gemaakt worden.






Op andere plekken helpt een doorlopende smalle natte laagte wat bij de beeldvorming.






Uit een oogpunt van educatie is het belangrijk dat de bezoeker van deze landgoederen zich een voorstelling kan maken dat dit gebied indertijd door de rivieren gevormd is. Deze bedding op Oostbroek is aansluitend op de boven afgebeelde moerassige zone in 1992 gegraven en is intussen een lust voor het oog. In de aangrenzende moerassige bedding kan men het resultaat aanschouwen hoe een verlaten bedding na een natuurlijke verlanding oogt. Een blik op de aangrenzende weilanden leert bovendien dat door agrarisch gebruik de natuurlijke hoogteverschillen op sommige plaatsen zijn weggepoetst en dat vrijwel altijd de verschillen in de natuurlijke gesteldheid, in de vorm van een natte bedding en een droge oeverwal, onzichtbaar zijn geworden.






Na de succesvolle aanpak op Oostbroek is in 1996 een vergelijkbare operatie op het landgoed de Niënhof gestart. In 1995 was deze sloot nog een stille getuige van een oorspronkelijke bedding.






In 1996 werd hier door middel van een natuurontwikkelingsproject de sloot verbreed tot een beddingachtige vorm.






Ook hier mag het resultaat er wezen.
Omdat enerzijds op beide landgoederen goed te zien is hoe de moerassige verlande beddingen er nu uit zien en anderzijds door de natuurontwikkelingsprojecten, met als resultaat natuurlijk ogende beddingen, het landschap beter leesbaar is geworden heeft de provincie Utrecht de beddingen op beide landgoederen in 2000 tot een Aardkundig Monument benoemd.

Verantwoording:
Luchtfoto’s: Henk Bol
Grondfoto’s: Wim Hoogendoorn


Peelrandbreuk


De onderstaande geologische kaart geeft met een oranje kleur een duidelijk begrensde, van zuidoost naar noordwest lopende, zone aan. Dit is de Roerdalslenk die in de laatste honderdduizend jaar is opgevuld met beekafzettingen en dekzanden. Zowel in het westen als in het oosten komen deze afzettingen slechts plaatselijk en veel minder dik voor. De Peelrandbreuk vormt hier de opmerkelijk rechte grens tussen de Roerdalslenk en de Peelhorst.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de daling van de slenk niet schoksgewijs plaatsvindt, bijvoorbeeld bij aardbevingen (Uden, 1932; Roermond, 1992). De daling vindt namelijk heel geleidelijk plaats met een snelheid van circa een centimeter per eeuw. Dat lijkt te verwaarlozen, maar we moeten niet vergeten dat we met geologie te maken hebben en niet met leeftijden van mensen. Als gedurende het kwartair een daling van een cm per eeuw plaatsvindt, dan resulteert dat uiteindelijk in een hoogteverschil van meer dan 200 meter. Zoals gezegd heeft extra sedimentatie door rivieren, beken en de wind de daling nagenoeg bijgehouden en heeft de argeloze passant hier niet in de gaten wat voor bijzondere geologische processen hier gespeeld hebben. Hooguit zal hij zich verbazen over het roestige water dat hier voorkomt.

Op onderstaande hoogtekaart staan in blauw de laagste gebieden aangegeven. Na groen en geel komen we in het bruin bij de hoogste gebieden. Opvallens is de smalle gele en bruine rug die diagonaal door het beeld loopt. Dat zijn de Bedafse Bergen. Een in de Roerdalslenk gelegen dekzandrug is hier opgestoven tot rijen hoge landduinen. Dit stuifzandgebied is zeker een bezoek waard, maar nu denken we deze hoge rug even weg.

Dan valt een hoogteverschil aan de rechterzijde van de hoogtekaart op in de vorm van een tamelijk rechte lijn. Hier ligt in de omgeving van Uden de Peelrandbreuk. De rode cijfers geven de fotopunten aan van de hieronder volgende afbeeldingen. We gaan deze punten langs lopen om een idee te krijgen of en hoe de breuk in het terrein zichtbaar is.

> Lees meer