www.aardkundigemonumenten.nl --> Waarom bescherming?


Niënhof en Oostbroek


Rivieren stromen uit gebergten naar zee. Het rivierwater transporteert daarbij grind, zand en klei. Als het water snel stroomt rollen stenen en grind over de rivierbedding. Als het water langzamer gaat stromen stopt het transport van deze grote en zware last, maar zand en klei wordt nog wel meegevoerd. Van de bergen naar de zee zie je dan ook de gemiddelde korrelgrootte afnemen. Een zelfde mechanisme treedt op bij overstromingen. Loodrecht op de rivier zien we in de bedding grind liggen en direct naast de normale bedding wordt een oever van zandig materiaal gevormd. Veel verder van de rivier, waar het water bijna stil komt te staan bezinken pas de fijnste deeltjes die in het water zweven, de kleideeltjes. Op de foto die langs de Lek genomen is, komt de zandige en hoger gelegen oeverwal duidelijk tot uiting.

> Lees meer

Waarom bescherming?

Uiteraard gaan er in ons druk bevolkte land aardkundige waarden verloren. Iedereen wil in een eigen huis wonen. Bij kleinere bouwplaatsen kan nog wel gekeken worden naar de minst schadelijke locatie in verband met aanwezige natuurwetenschappelijke waarden, maar bij de planning van grotere woonwijken is overal wel iets van waarde en dan laat men al gauw de economische belangen prevaleren. In de praktijk schuift daardoor tegenwoordig een grote nieuwbouwwijk over het bestaande landschap heen. Daarvoor wordt eerst de bovengrond ter plaatse afgegraven en geëgaliseerd.


Afbeelding 1

Vervolgens wordt veelal een dikke laag ophoogzand opgespoten. Dat zand komt natuurlijk ook ergens vandaan. Dat wordt ergens gegraven of opgezogen, waardoor op twee plaatsen verstoring optreedt. Verder moet er gewerkt worden en dat gebeurt meestal niet thuis. Dus moet men zich ook nog kunnen verplaatsen van de woning naar het werk en vice versa. Daarbij werd nauwelijks rekening gehouden met de natuurlijke terreingesteldheid. In lage gebieden werden de wegen veelal wat hoger aangelegd en in de hoger gelegen gebieden werden ze veelal wat ingegraven.



Afbeelding 2

Sommige aardkundige objecten, zoals de Emminkhuizerberg (afb. 2), worden zelfs zowel door een snelweg als een spoorlijn aangesneden. Ook bij het recreëren vertoont de mens soms een merkwaardig gedrag. Sportvelden moeten vlak zijn en waterpas liggen en bestaande obstakels in de vorm van heuveltjes en gaten moeten uiteraard weggegraven en opgevuld worden. Elders wordt weer een andere sport, de golfsport, beoefend en daarvoor worden juist weer vlakke weilanden omgetoverd in een heuvelachtige parcours afgewisseld door uitgegraven waterpartijen (afb. 3).



Afbeelding 3

En dan is er natuurlijk ook nog het agrarisch gebruik van de grond, waarbij de grond bewerkt wordt en vroeger soms zelfs diepgeploegd werd. Al die activiteiten die de mens pleegt, brengen in meer of mindere mate verstoring van de aardkundige waarden met zich mee. Het aanmaken van nieuwe aardkundige waarden om de verlies aan waarden te compenseren blijkt in de praktijk moeilijk te gaan. De aardkundige waarden worden namelijk met name gevormd door stromend of stilstaand water, de wind of de werking van landijs. Dan is er bovendien nog de factor tijd die nodig is om door bodemvormende processen bodemhorizonten te laten ontstaan.



Afbeelding 4

Bij het landijs hebben we gelijk een mooi voorbeeld te pakken van de onmogelijkheid om sommige processen opnieuw te laten plaatsvinden. Er kunnen wel in een laboratorium de omstandigheden uit de ijstijd nagebootst worden, maar daardoor is men nog niet in staat om het landijs opnieuw Nederland te laten binnendringen. Met een miljoen vrachtwagens zand kan men wel een flinke heuvel als de Emminkhuizerberg opwerpen,maar de eigenschappen die samenhangen met de geologische structuren in de ondergrond en de bodemkundige eigenschappen in de bovengrond ontbreken dan. De vraag is dan ook of we wel wat kunnen doen om het tij te keren Omdat de aardkundige processen nu aan banden gelegd zijn, kunnen de aangetaste vormen niet of nauwelijks vervangen worden. We kunnen, zoals in de planten- of dierenwereld, een aardkundig soortenbeleid starten. Verloren gegane objecten, patronen of processen kunnen eigenlijk niet kunstmatig geherintroduceerd worden. Het opnieuw laten stuiven van vroeger door bosaanplant kunstmatig vastgelegde terreinvormen is één van de zeer weinige mogelijkheden. Dat betekent dat we bij het verstoren van aardkundig gave gebieden goed moeten beseffen dat het ‘weg is weg’ is. Dat betekent dat bij het plannen van ruimtegebruik terdege rekening gehouden moet worden met het aardkundig erfgoed. Verstorende activiteiten moeten liefst geplaatst worden in gebieden die al verstoord zijn. Bij aankoop van natuurgebieden zou niet zozeer uitgegaan moeten worden van eigendomsverhoudingen of actuele botanische waarden, maar veel eerder van de aardkundige en potentiele botanische waarden. Bij natuurontwikkeling zou niet zozeer uitgegaan moeten worden van de aardkundige factoren maar van de aardkundige waarden. Zowel bij aankoop als bij natuurbouw zou de aandacht dan moeten liggen op het voeren van een goed en consequent beheer. De potentie zal dan uiteindelijk tot uiting komen in belangrijke actuele biologische waarden, zonder dat eerst de aardkundige waarden in ernstige mate aangetast worden. Een andere kans is om het verlies aan aardkundige waarden te compenseren met het laten ontstaan van nieuwe aardkundige waarden.



Afbeelding 5

Zo verdwijnen bij zandgroeves de vormen aan het oppervlak, de bodemprofielen en geologische structuren. Veelal kan tijdens het graven echter veel geologische kennis verzameld worden. Door zandgroeves als het graven geëindigd is bovendien liefst helemaal niet in te richten, maar de natuur zijn gang te laten gaan, ontstaat bij een wat gevarieerde bodem in de groeve en worden de wanden doorkliefd met gullies en bij de monding gelegen puinkegels (afb. 5). Dit brengt een enorme variatie in bodemeigenschappen en waterhuishouding met zich mee, waardoor een meer diverse vegetatie kan ontstaan. Een ander positief voorbeeld vormen de droogmakerijen. Na de vervening is er veelal een legakker- en petgatenlandschap ontstaan dat plaatselijk door de golfslag veranderd is in een plassengebied. Onze voorouders stopten met het veenbaggeren toen er te veel klei mee kwam. Dat verslechterde namelijk de brandbaarheid van de turf. Na het droogmalen kwam toen een voormalig zeekleilandschap aan het oppervlak te liggen, waarin we nu met name op luchtfoto’s (afb..6) complete oude krekenstelsels aantreffen zoals die nu in de Waddenzee worden gevormd. De grootschalige vervening heeft een venster in de tijd opgeleverd.



Afbeelding 6

Kortom de situatie voor het Aardkundig Erfgoed ziet er niet gunstig uit. Bestaande waarden zullen geleidelijk aan verloren gaan en kunnen niet of nauwelijks vervangen worden. Wanneer echter bij de ruimtelijke planning meer rekening gehouden wordt met het aardkundig erfgoed dan kan de schade beperkt worden. De achteruitgang zal langzamerhand verminderen en uiteindelijk tot stilstand komen. Het verinnerlijken door ecologen van het principe van een aardkundig soortenbeleid voor aardkundige waarden, waarbij de meeste objecten, patronen en processen op de ‘rode lijst’ staan, kan voorkomen dat aardkundige waarden gaan verdrinken in goed bedoelde, maar kortzichtige natuurontwikkelingsprojecten.


De Grebbeberg


In 1995, het Europees Natuurbeschermingsjaar, werden veel projecten op het gebied van natuur en landschap uitgevoerd. Een heel bijzonder initiatief werd genomen door de provincie Utrecht. Zij stelde de niet-levende natuur centraal met haar idee om een landelijk netwerk te ontwikkelen van Aardkundige Monumenten. Uiteraard werd daarbij begonnen in de provincie Utrecht. Als eerste aardkundig monument werd door gedeputeerde Staten de zuidflank van de Grebbeberg benoemd.

De Grebbeberg is de zuidelijke punt van een tientallen meters hoge stuwwalrug, die in een boog van Amersfoort naar Rhenen loopt.. Deze stuwwal is zon 150.000 jaar geleden gevormd door honderden meters dik landijs dat langzaam van Scandinavië naar Nederland "stroomde". Ooit liep de stuwwal nog verder naar het zuiden om vervolgens weer naar het noorden om te buigen en aan te sluiten op de stuwwal van Ede - Wageningen.

Door het woeste water van de Rijn werd de zuidelijke punt van de stuwwalboog langzamerhand weggeslagen en naar zee getransporteerd. Wat overbleef was een zeer steile helling voor Nederlandse begrippen. We denken immers vaak dat Nederland zo plat is als een pannenkoek. Via een bielzen trap kunnen we de steile helling beklimmen en bij goed weer boven van een prachtig uitzicht over het rivierengebied genieten.

> Lees meer